Terwijl ze door haar huis loopt, ervaart Evelia tegelijkertijd het verleden, het heden en de toekomst. In het symbolische leven dat ze leidt, geregeerd door de god Janus, lijkt alles om haar heen tot haar te spreken, totdat willekeurige visioenen poëtisch worden geboren. In haar ogen is er de mauve droefheid die andere vrouwen hebben gevoeld voordat ze van bestaansniveau veranderden, en het geluk te weten dat ze op meerdere manieren bestond/bestaat/zal bestaan. Door de trancetoestand die de innerlijke blik doet ontwaken, maakt Evelia's ziel verbinding met de anima mundi.