Sayid, een twaalfjarige jongen, die de hele dag werkt met de verkoop van zonnebloempitten in de parken en op pleinen van Athene. Zijn bestaan grenst aan absolute armoede. Zijn dagelijkse routine in de chaotische hoofdstad van Griekenland is een voortdurende strijd om te overleven. Tegelijkertijd slaagt hij er echter in de vrijheid die de straten van de stad bieden te vinden en ervan te genieten. Sayid ontsnapt samen met zijn vrienden, allemaal immigranten uit Afghanistan, aan hun wanhoop door vast te houden aan hun hoop. Met hen speelt hij onschuldige kinderspelletjes en droomt hij van een betere toekomst: hij wil naar Noord-Europa vertrekken, naar school gaan en als hij groot is een fatsoenlijke baan krijgen. Sayid zit vast in Griekenland, een land dat wordt geplaagd door een financiële crisis, toenemende werkloosheid, welig tierende vreemdelingenhaat en racistisch geweld. Sayid neemt geen blad voor de mond: “Ik ben hier nu ongeveer twee jaar, en het voelt als twintig.”